Nederlands   English  
DE BISSCHOPPELIJKE JUBILEUM SYNODE VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK
DE BISSCHOPPELIJKE JUBILEUM SYNODE

VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK


13-16 augustus, 2000, Moskou

DE GRONDSLAGEN VAN HET MAATSCHAPPELIJK CONCEPT
VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK




Vertaling: Vader Этот e-mail адрес защищен от спам-ботов, для его просмотра у Вас должен быть включен Javascript



X. Vragen betreffende de persoonlijke, familiaire en maatschappelijke zedelijkheid

X. 1. Het verschil tussen de seksen is een bijzondere gave van de Schepper aan de mensen die Hij geschapen heeft. "En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen" (Gen. 1:27). Als gelijke dragers van het goddelijke beeld en de menselijke waardigheid, zijn man en vrouw geschapen om volledig in liefde verenigd te worden: "Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot een vlees zijn" (Gen. 2:24). Als vervulling van Gods oorspronkelijke wil met betrekking tot de schepping is de echtelijke verbintenis een middel geworden om het menselijk ras in stand te houden en te vermenigvuldigen: "En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar" (Gen. 1:28). Het onderscheid tussen de geslachten is niet beperkt tot lichamelijke verschillen. Man en vrouw zijn twee verschillende vormen van bestaan, twee verschillende uitdrukkingsvormen binnen een mensheid. Zij zijn geschapen tot gemeenschap met elkaar en tot wederzijdse vervolmaking. In de gevallen wereld echter kunnen de verhoudingen tussen de seksen zodanig geperverteerd zijn, dat zij ophouden een uitdrukking te zijn van de door God geschonken liefde en uiteindelijk degenereren tot een zondige egoistische hartstocht van de gevallen mens.

Hoewel de Kerk het offer van het vrijwillige celibaat omwille van Christus en het Evangelie zeer hoogacht en de speciale rol van het monastieke leven in het verleden en heden erkent, heeft zij het huwelijk nooit veracht, maar juist degenen veroordeeld die vanuit een verkeerd begrepen streven naar kuisheid de echtelijke relaties hebben afgekeurd.

De apostel Paulus, die persoonlijk voor het celibaat gekozen had en anderen opriep hem daarin na te volgen (1 Kor. 7:8), veroordeelde toch de "huichelarij van leugensprekers, die in hun eigen geweten gebrandmerkt zijn en het huwelijk verbieden" (1 Tim. 4:2-3). De 51e Apostolische Canon luidt: "Wanneer iemand afziet van het huwelijk..., niet omwille van de religieuze onthouding, maar omdat hij het verafschuwt en daarbij vergeet dat God alle dingen 'goed' gemaakt heeft en man en vrouw geschapen heeft, waardoor hij het scheppingswerk belastert, laat hem dan berispt worden of anders afgezet en uit de Kerk geworpen worden". Deze regel is verder uitgewerkt in de Canons 1, 9 en 10 van het Concilie van Gangra: "Wanneer iemand het huwelijk veroordeelt of een gelovige en godvruchtige vrouw verafschuwt en veroordeelt omdat zij met haar eigen man slaapt, alsof ze daardoor het Koninkrijk Gods niet kan binnengaan, laat hem in de ban worden gedaan. Wanneer iemand maagdelijk blijft of onthouding in acht neemt en van het huwelijk afziet omdat hij het veracht, en niet vanwege de schoonheid en heiligheid van de maagdelijkheid op zich, laat hem in de ban worden gedaan. En wanneer iemand van degenen die een maagdelijk leven lijden om Gods wil, de gehuwden minacht, laat hem in de ban worden gedaan". Verwijzend naar deze Canons heeft de Heilige Synode van de Russisch-Orthodoxe Kerk in haar besluit van 28 december 1998, gewezen op "de ontoelaatbaarheid van een negatieve of aanmatigende houding ten opzichte van het huwelijk".


X. 2. Volgens het Romeinse recht, dat ten grondslag ligt aan het burgerlijk recht in de meeste van de huidige staten, is het huwelijk een vrijwillige overeenkomst tussen twee partijen. De Kerk heeft deze definitie overgenomen en geinterpreteerd op basis van de getuigenissen uit de Heilige Schrift.

De Romeinse rechtsgeleerde Modestinus definieerde het huwelijk aldus: Het huwelijk is een verbintenis tussen man en vrouw, een levensgemeenschap, een gemeenschappelijk participatie aan de goddelijke en de menselijke wet". Bijna onveranderd vinden we deze definitie terug in de canonieke boeken van de Orthodoxe Kerk, zoals in de 'Nomocanon' van Patriarch Photius (9e eeuw), in de 'Syntagma' van Mattheus Vlastar (14e eeuw), en in de 'Prochiron' van Basilius van Macedonie (9e eeuw), onderdeel van de Slavische 'Kormtsjaja kniga'. De vroege Christelijke vaders en kerkleraren namen ook het Romeinse idee van het huwelijk als uitgangspunt. Zo schreef Athenagoras in zijn 'Apologie', gericht aan de keizer Marcus Aurelius (2e eeuw): "Ieder van ons beschouwt de vrouw waarmee hij wettelijk in het huwelijk is getreden als zijn vrouw". De 'Apostolische Voorschriften', een geschrift uit de 4e eeuw, spoort de Christenen aan "te huwen in overeenstemming met de wet".

Het Christendom voegde aan de heidense en Oudtestamentische ideeen van het huwelijk de verheven verbintenis van Christus met Zijn Kerk toe: "Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Heer, want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is van Zijn gemeente; Hij is het die zijn lichaam in stand houdt. Welnu, gelijk de gemeente onderdanig aan Christus, zo is ook de vrouw aan haar man, in alles. Mannen, hebt uw vrouw lief, evenals Christus Zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door het waterbad met het woord, en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet. Zo zijn ook de mannen verplicht hun vrouw lief te hebben als hun eigen lichaam. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief; want niemand haat ooit zijn eigen vlees, maar hij voedt het en koestert het, zoals Christus de gemeente, omdat zij leden zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn. Dit geheimnis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente. Intussen ook gij, laat ieder voor zich zijn eigen vrouw zo liefhebben als zichzelf en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man" (Ef. 5:22-33).


Voor Christenen is het huwelijk niet zomaar een wettelijke overeenkomst, een middel tot voortplanting en een bevrediging van de aardse natuurlijke behoeften, maar, volgens Johannes Chrysostomos, "een mysterie van liefde", een eeuwige verbintenis van echtelieden in Christus. Al vanaf het eerste begin werd het huwelijk door de Christenen bezegeld middels de zegen van de Kerk en de gemeenschappelijke deelname aan de Eucharistie, hetgeen de oudste vorm van het sacrament van het huwelijk was.

"Degenen die in het huwelijk willen treden moeten zich met elkaar verbinden met de toestemming van de bisschop, zodat het huwelijk in de Heer gesloten wordt en niet vanuit lustgevoelens", schreef de protomartelaar Ignatius van Antiochie. En volgens Tertullianus is het huwelijk "dat door de Kerk gezegend is en bevestigd door de offergave (Eucharistie), door de zegen bezegeld en gesloten door de engelen in de hemel" De heilige Johannes Chrysostomos zei: "De priesters moeten opgeroepen worden om door gebed en zegen de echtelieden in hun gemeenschappelijke leven te bevestigen, zodat... de echtelieden hun leven in vreugde mogen leiden, verenigd door Gods hulp". De heilige Ambrosius van Milaan benadrukte dat het "huwelijk geheiligd moet worden door de priesterlijke voorbeden en zegen".

Gedurende de periode van de Christianisering van het Romeinse Rijk bleef het huwelijk bekrachtigd worden door de burgerlijke registratie. Naast de consecratie van de echtelijke verbintenis door gebed en zegen, bleef de Kerk het burgerlijk geregistreerd huwelijk erkennen in die gevallen wanneer een kerkelijk huwelijk onmogelijk was en zag zij af van canonieke sancties tegen de echtelieden die aldus getrouwd waren. De Russische Kerk hanteert vandaag de dag nog dezelfde praktijk. Met dien verstande dat zij geen huwelijkssluitingen kan goedkeuren en zegenen die, hoewel zij voltrokken zijn in overeenstemming met de bestaande wetgeving, in strijd zijn met de canonieke voorschriften, zoals een vierde of volgend huwelijk en huwelijken binnen een ongeoorloofde graad van bloed- of geestverwantschap.

Volgens de 74e novella van Justinianus (538) kon een wettelijk huwelijk bezegeld worden door zowel een 'ecdicus' (kerkelijke notaris) of een priester. Deze regel werd opgenomen in de 'pastorale' van keizer Leo III en zijn zoon Konstantijn (740) en in de wetgeving van Basilius I (879). Wederzijdse overeenstemming tussen man en vrouw, bevestigd in het bijzijn van getuigen was een belangrijke voorwaarde voor het huwelijk. De Kerk verzette zich niet tegen deze praktijk. Pas in 893 werden volgens novella 89 van keizer Leo VI vrije burgers verplicht in de kerk te trouwen. In 1095 liet keizer Alexis Comninus deze wet ook gelden voor slaven. De introductie van het verplichte kerkelijke huwelijk (9e-11e eeuw) betekende dat de overheid de gehele wettelijke regeling van de echtelijke betrekkingen overhevelde naar de jurisdictie van de Kerk. Maar de universele invoering van deze praktijk mag niet gezien worden als de instelling van het sacrament van het huwelijk, dat eigenlijk al in de Kerk bestond vanaf het vroegste begin.

De in Byzantium ingevoerde regelgeving werd ook in Rusland overgenomen met betrekking tot diegenen die het Orthodoxe geloof aanhingen. Als gevolg van het decreet over de scheiding van Kerk en staat (1918) werd de huwelijkssluiting volgens het kerkelijk recht ongeldig verklaard; in principe kregen de gelovigen het recht de kerkelijke zegening te ontvangen nadat het burgerlijk huwelijk was geregistreerd. Maar in de praktijk bleef gedurende de lange periode van religieuze vervolging door de staat, de viering van het huwelijk in de kerk moeilijk en gevaarlijk.

Op 28 december 1998 moest de Heilige Synode van de Russisch-Orthodoxe Kerk tot haar leedwezen constateren dat "sommige geestelijke vaders er toe neigen het burgerlijk huwelijk als ongeldig te beschouwen of van echtelieden, die vele jaren samen hebben geleefd en die om wat voor reden dan ook niet in de kerk getrouwd waren, te eisen zich te laten scheiden... Sommige spirituele vaders geven personen die leven in een niet door de Kerk ingezegend huwelijk geen toestemming tot het ontvangen van de Communie, omdat zij een dergelijk huwelijk beschouwen als ontucht". In de door de Synode uitgegeven verklaring stelt zij dat "hoewel zij vasthoudt aan de noodzakelijkheid van een kerkelijk huwelijk, zij de pastores eraan herinnert dat de Orthodoxe Kerk ook het burgerlijk huwelijk respecteert".


Het gemeenschappelijke geloof van de echtgenoten, als ledenmaten van het lichaam van Christus, is een van de belangrijkste voorwaarden voor een waarachtig Christelijk en kerkelijk huwelijk. Slechts het gezin dat één geloof kent, kan "de kerk thuis" worden (Rom. 16:5; Filem. 1:2), waarin man en vrouw tezamen met hun kinderen kunnen opgroeien in een spirituele vervolmaking en de kennis van God. Het ontbreken van gelijkgestemdheid betekent een ernstige bedreiging van de integriteit van een echtelijke verbintenis. Daarom beschouwt de Kerk het als haar plicht de gelovigen op te roepen "slechts in de Heer" te huwen (1 Kor. 7:39), en slechts met hen die hun Christelijke overtuigingen delen.

De bovengenoemde resolutie van de Heilige Synode spreekt ook over het respect dat de Kerk heeft voor "het huwelijk waarvan slechts een van de partijen tot het Orthodoxe geloof behoort". Want volgens de apostel Paulus "wordt de ongelovige man geheiligd door zijn vrouw en wordt de ongelovige vrouw geheiligd door haar man" (1 Kor. 7:14). De vaders van het Concilie van Trullo refereerden ook aan deze schrifttekst toen zij de verbintenis geldig verklaarden tussen personen die "zelfs wanneer zij ten tijde van hun huwelijk nog ongelovig waren en niet tot de kudde van de Orthodoxie gerekend konden worden, een rechtsgeldig huwelijk hebben gesloten", als een van de echtgenoten later tot het geloof komt. In dezelfde canon echter, net als in andere canonieke decreten (IV Oecum. Concilie 14; Laod. 10,31), en de werken van vroege Christelijke schrijvers en kerkvaders (Tertullianus, de heilige Cyprianus van Carthago, de heilige Theodorus en de heilige Augustinus), wordt het sluiten van huwelijken tussen volgelingen van andere religieuze tradities verboden.


In overeenstemming met de oude canonieke voorschriften kan de Kerk ook vandaag de dag geen huwelijken inzegenen die gesloten zijn tussen Orthodoxen en niet-Christenen, hoewel zij deze wel als geldig erkent en degenen die in een dergelijk huwelijk samenleven niet als zondig beschouwt. Op grond van pastorale 'oikonomia' heeft de Russisch-Orthodoxe Kerk altijd toestemming gegeven om huwelijken in te zegenen tussen Orthodoxe Christenen en Rooms-katholieken, leden van Orientaalse Kerken en Protestanten die het geloof in de Drieene God belijden, mits het huwelijk in de Orthodoxe Kerk wordt ingezegend en de kinderen in het Orthodoxe geloof worden opgevoed. De meeste Orthodoxe Kerken hebben de afgelopen eeuwen dezelfde praktijk gevolgd.

Middels haar decreet van 23 juni 1721 stond de Heilige Synode toe huwelijken te sluiten onder bovengenoemde voorwaarden tussen Zweedse gevangenen in Siberie en Orthodoxe bruiden. Op 18 augustus van hetzelfde jaar werd dit Synodale besluit op grondige wijze bijbels en theologisch onderbouwd in een speciaal Synodaal Schrijven. Dit Schrijven werd ook naderhand als referentie gebruikt toen de Heilige Synode een beslissing moest nemen over gemengde huwelijken in de geannexeerde Poolse en Finse provincies (de Synodale Besluiten van 1803 en 1811). In deze provincies was het echter toegestaan vrijelijk te kiezen volgens welk geloof de kinderen werden opgevoed. (Deze praktijk werd ook enige tijd in de Baltische provincies toegepast). Uiteindelijk werden de regels met betrekking tot gemengde huwelijken voor het gehele Russische Keizerrijk vastgelegd in het Statuut van de Geestelijke Consistories (1883). Veel dynastieke huwelijken waren gemengd en voor de sluiting van dergelijke huwelijken werd er van de niet-Orthodoxoe partij nooit verlangd de Orthodoxie aan te nemen (met uitzondering van het huwelijk van de Russische troonopvolger). Zo trouwde de heilige martelares grootvorstin Elisabeth als lid van de Evangelisch Lutherse Kerk met grootvorst Sergej Alexandrovitsch, en bekeerde zij zich pas later uit vrije wil tot het Orthodoxe geloof.


X. 3. De Kerk gaat er nadrukkelijk vanuit dat de echtelieden elkaar hun leven lang trouw moeten blijven en dat het Orthodoxe huwelijk onontbindbaar is, en zij baseert dat op de woorden van onze Heer Jezus Christus: "Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet... Wie zijn vrouw wegzend om een andere reden dan hoererij en een ander trouwt, pleegt echtbreuk" (Mat. 19:6, 9). Scheiding wordt door de Kerk veroordeeld als zonde omdat het een groot geestelijk lijden met zich meebrengt voor de echtgelieden (op zijn minst voor een van hen) en met name ook voor de kinderen. De huidige situatie waarin een aanzienlijk aantal huwelijken wordt ontbonden, met name bij jonge mensen, geeft aanleiding tot grote zorg. Deze situatie is een ware tragedie geworden, zowel voor het individu als voor de gehele samenleving.

Christus noemde overspel als de enige geldige reden voor scheiding, want dit schendt de heiligheid van het huwelijk en verbreekt de band van echtelijke trouw. In die gevallen waarin de echtgenoten lijden onder allerlei soorten conflicten, ziet de Kerk het als haar pastorale taak om alle mogelijke middelen te gebruiken (zoals vermaningen, gebed, deelname aan de Sacramenten) om de integriteit van het huwelijk te beschermen en een scheiding te voorkomen. Van de geestelijkheid wordt ook verwacht om eerst met degenen die wensen te trouwen te spreken, daarbij wijzend op de importantie van de voorgenomen stap.

Helaas blijken de echtgenoten, als gevolg van hun zondige onvolmaaktheid, niet altijd bij machte de genadevolle gave die zij hebben ontvangen in het Sacrament van het Huwelijk te bewaren en de eenheid in het gezin te behouden. In haar verlangen de zondaars te redden geeft de Kerk hun een mogelijkheid tot betering en is zij bereid hen opnieuw tot de Sacramenten toe te laten, nadat zij berouw hebben getoond.

De Byzantijnse wetgeving die door Christelijke keizers tot stand is gekomen en niet op bezwaren stuitte bij de Kerk, liet verscheidene gronden voor echtscheiding toe. In het Russische Keizerrijk werd de ontbinding van wettige huwelijken door de kerkelijke rechtbank behandeld.


In 1918, in haar Besluit aangaande de Redenen voor de Ontbinding van een Kerkelijk Huwelijk, beschouwde het Plaatselijke Concilie van de Russisch-Orthodoxe Kerk, naast overspel en een nieuw huwelijk van een van de partijen, de volgende redenen geldig om een echtscheiding toe te staan: de afval van de Orthodoxie door een van de echtgenoten; tegennatuurlijke zondigheid; voor het huwelijk ingezette of zichzelf toegebrachte impotentie; lepra of syfilis; langdurige verdwijning; veroordeling met ontneming van burgerrechten; een aanslag op het leven of de gezondheid van de echtgenoot of de kinderen; een liefdesrelatie met een schoondochter; koppelarij; uitbuiting van de ontucht van de echtgenoot; zware ongeneselijke geestesziekte en kwaadwillige verlating. Tegenwoordig wordt aan deze lijst van gronden voor echtscheiding toegevoegd: chronisch alcoholisme of druggebruik en abortus zonder toestemming van de echtgenoot.

Met het oog op de geestelijke opvoeding van de echtelieden en de versterking van de echtverbintenis, wordt de geestelijkheid dringend opgeroepen om voor de viering van een huwelijksdienst duidelijk aan de bruid en bruidegom uit te leggen dat een in de Kerk gesloten huwelijk onontbindbaar is. Zij moeten benadrukken dat scheiding als een laatste middel slechts kan worden aangewend wanneer de echtgenoten zich schuldig hebben gemaakt aan die feiten, welke door de Kerk worden aangegeven als gronden voor scheiding. Toestemming voor de ontbinding van een huwelijk mag nooit gegeven worden om tegemoet te komen aan egoistische motieven of om een wettelijke scheiding te "bevestigen". Maar wanneer een scheiding inmiddels een voldongen feit is geworden, met name wanneer de echtgenoten gescheiden leven, en een herstel van het gezin onmogelijk wordt geacht, kan een kerkelijk huwelijk op pastorale gronden naar kerkelijk recht ontbonden worden. De Kerk keurt op geen enkele wijze een tweede huwelijk goed. Maar volgens het canoniek recht kan, na een rechtmatige kerkelijke scheiding, een tweede huwelijk worden toegestaan aan de onschuldige partner. Voor degenen wier eerste huwelijk is ontbonden als gevolg van hun eigen schuld, is een tweede huwelijk toegestaan na een periode van berouw en boetedoening, opgelegd in overeenstemming met de canonieke eisen. Volgens de regels van Basilius de Grote moet de duur van de boetedoening in het zeldzame geval van een derde huwelijk worden verlengd.

De Heilige Synode van de Russisch-Orthodoxe Kerk heeft in haar besluit van 28 december 1998 het optreden veroordeeld van die geestelijke vaders die "hun geestelijke kinderen weigeren toestemming te geven tot het aangaan van een tweede huwelijk omdat de Kerk die zou verbieden, en die weigeren in te stemmen met een scheiding van getrouwde paren voor wie het samenleven om bepaalde redenen onmogelijk is geworden". Tegelijkertijd herinnerde de Heilige Synode de geestelijkheid eraan dat de Orthodoxe Kerk in haar houding ten opzichte van een tweede huwelijk, zich laat leiden door de woorden van de apostel Paulus: "Zijt gij aan een vrouw verbonden? Zoek geen scheiding. Hebt gij geen vrouw meer? Zoek er geen. Maar ook wanneer gij trouwt, dan doet gij daarmede geen kwaad, en wanneer een jonge maagd trouwt, dan doet ook zij daarmede geen kwaad... Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen met wie zij wil, mits in de Heer" (1 Kor. 7:27-28, 39).


X. 6. Het bijzondere innerlijke verband tussen het gezin en de Kerk blijkt duidelijk uit het feit dat Christus Zichzelf in de Heilige Schrift beschrijft als een bruidegom (Mat. 9:15; 25:1-13; Luk. 12:35-36), terwijl de Kerk wordt voorgesteld als Zijn vrouw en bruid (Ef. 5:24; Openb. 21:9). Op gelijke wijze beschrijft de heilige Clemens van Alexandrië het gezin als een kerk en een huis van God, terwijl de heilige Johannes Chrysostomos het gezin "een kerk in het klein" noemt. "Verder wil ik nog zeggen", zo schrijft de heilige vader, "dat het huwelijk een sacramentele transformatie van de Kerk is". Een man en een vrouw die elkaar liefhebben en verbonden zijn in het huwelijk en een gemeenschappelijk streven naar Christus, vormen een 'huiskerk'. De vrucht van hun liefde en gemeenschap zijn de kinderen, wier geboorte en opvoeding volgens de Orthodoxe leer behoren tot een van de meest belangrijke opdrachten van het huwelijk.

"Zie, kinderen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot", roept de Psalmist uit (Ps. 127:3). De apostel Paulus sprak van de reddende natuur van het ter wereld brengen van kinderen (1 Tim. 2:13). Ook vermaande hij de vaders: "En gij, vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en in de terechtwijzing des Heren" Ef. 6:4). "Kinderen zijn geen toevallige verworvenheid; wij zijn verantwoordelijk voor hun redding... Veronachtzaming van de kinderen is de grootste aller zonden die tot de grootste oneerbiedigheid leidt... Er is voor ons geen enkel excuus wanneer onze kinderen verdorven zijn", vermaant de heilige Johannes Chrysostomos. De heilige Efraïm de Syriër leert: "Gezegend zijn zij die hun kinderen opvoeden in vroomheid". "Een ware vader is niet degene die kinderen heeft verwekt, maar degene die ze goed heeft opgevoed en onderwezen", schrijft de heilige Tichon van Zadonsk. "Ouders zijn op de eerste plaats verantwoordelijk voor het grootbrengen van hun kinderen en zij kunnen op geen enkele wijze de schuld van een slechte opvoeding afschuiven op anderen", predikte de heilige martelaar Vladimir, Metropoliet van Kiëv. "Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Heer, uw God u geven zal" (Ex. 20:12). In het Oude Testament wordt het gebrek aan respect voor de ouders gezien als de grootste overtreding (Ex. 21:15, 17; Spr. 20:20; 30:17). Het Nieuwe Testament leert de kinderen hun ouders met liefde te gehoorzamen: "Kinderen, gehoorzaamt uw ouders in alles, want dit is welbehaaglijk in de Heer" (Kol. 3:20).


Het gezin als huiskerk is een uniek organisme waarvan de leden hun leven en hun verhoudingen inrichten op basis van de wet der liefde. De ervaring van familierelaties leert de persoon een zondig egoisme te overwinnen en legt de basis voor zijn burgerschapszin. Het is in het gezin, als een school van toewijding, dat de juiste houding wordt gevormd ten opzichte van iemands naaste en daarmee van iemands volk en samenleving als geheel. De levende continuiteit van de generaties, die begint in het gezin, zet zich voort in de liefde voor de voorouders en het vaderland en in het gevoel voor de deelname aan het historisch proces. Daarom is het zo gevaarlijk de traditionele relatie tussen ouders en kinderen te ontwrichten, zoals dat in het huidige maatschappelijke leven steeds meer dreigt te gebeuren. De afgenomen sociale betekenis van het moederschap en het vaderschap, gekoppeld aan de groter wordende deelname van mannen en vrouwen aan het arbeidsproces, leidt tot een behandeling van de kinderen als een nodeloze last en draagt tevens bij tot de voortschrijding van de vervreemding en de tegenstellingen tussen de generaties. De rol van het gezin voor de ontwikkeling van de persoonlijkheid is van een uitzonderlijke aard en kan door geen enkele andere sociale institutie worden vervangen. De erosie van de familierelaties leidt onvermijdelijk tot de deformatie van de normale ontwikkeling van kinderen en laat in hun leven een lang en tot op zekere hoogte onuitwisbaar spoor achter.

Kinderen die door hun ouders in de steek gelaten zijn vormen een betreurenswaardige misstand in de huidige maatschappij. De duizenden in de steek gelaten kinderen die de kindertehuizen bevolken of op straat leven zijn het levende bewijs van een diepgaande maatschappelijke ziekte. Terwijl de Kerk deze kinderen spiritueel en materieel helpt en er op toeziet dat zij betrokken worden bij het religieuze en maatschappelijke leven, beschouwt zij het als een van haar belangrijkste taken de ouders bewust te maken van hun speciale roeping, hetgeen een einde zou maken aan de tragedie van het verlaten kind.

X. 5. In de voor-Christelijke wereld was het een wijdverbreide gedachte dat vrouwen ondergeschikt waren aan de man. De Kerk van Christus heeft de waardigheid en de roeping van de vrouw in al haar volheid geopenbaard, en deze een hechte religieuze basis gegeven, waarvan de verering van de Allerheiligste Moeder Gods het ultieme voorbeeld is. Volgens de Orthodoxe leer heeft de hoogbegenadigde Maria, die gezegend was onder de vrouwen (Luk. 1:21), de hoogste graad van morele zuiverheid, spirituele perfectie en heiligheid bereikt waar de mensheid toe in staat is en die de deugdzaamheid van de schare der engelen verre overstijgt. In haar aanschijn is het moederschap geheiligd en het belang van het vrouwelijke principe bevestigd. Het mysterie van de Incarnatie is volbracht met de deelname van de Moeder Gods, waarmee zij tot participant is gemaakt van het proces van de redding en de wedergeboorte der mensheid. De Kerk heeft een diepe verering voor de Myrondragende vrouwen en de schier eindeloze gemeenschap van Christelijke vrouwen die verheerlijkt worden vanwege hun heldendaden van martelaarschap, belijderschap en rechtschapenheid. Vanaf het allereerste begin van de kerkelijke gemeenschap hebben vrouwen een actieve rol gespeeld in haar opbouw, liturgisch leven, missie, prediking, onderwijs en liefdadigheid.

Terwijl de Kerk de sociale rol van de vrouw waardeert en haar politieke, culturele en sociale gelijkwaardigheid ten opzichte van de man verwelkomt, bestrijdt zij de tendens om afbreuk te doen aan de rol van de vrouw als echtgenote en moeder. De fundamentele gelijkwaardigheid van de seksen heft het natuurlijke onderscheid tussen hen niet op, noch impliceert zij een gelijkstelling van hun roeping binnen het gezin en de maatschappij. Zo kan er voor de Kerk geen enkel misverstand bestaan over de interpretatie van de woorden van de apostel Paulus over de speciale verantwoordelijkheid van de man die geroepen is "het hoofd van de vrouw te zijn" en van zijn vrouw te houden zoals Christus van Zijn Kerk houdt, en over de roeping van de vrouw om haar man te gehoorzamen zoals de Kerk Christus gehoorzaamt (Ef. 5:22-23; Kol. 3:18). Deze woorden slaan natuurlijk niet op het despotisme van de man en de slaafsheid van de vrouw, maar op de suprematie in de verantwoordelijkheid, zorg en liefde. En men moet ook niet vergeten dat alle Christenen geroepen zijn om "in elkander onderdanig te zijn in de vreze van Christus" (Ef. 5:21). Daarom is "in de Heer de vrouw evenmin iets zonder man, als de man zonder de vrouw. Want gelijk de vrouw uit de man is, zo is ook de man door de vrouw; alles is echter uit God" (1 Kor. 11:11-12).

Vertegenwoordigers van sommige maatschappelijke stromingen neigen ertoe om het belang van het huwelijk en de institutie van het gezin te minimaliseren en soms zelfs geheel te ontkennen, waarbij vooral gekeken wordt naar de maatschappelijk belangrijke activiteiten van de vrouw, zelfs die, welke niet of nauwelijks samengaan met de vrouwelijke natuur (zoals zwaar lichamelijk werk). Niet zelden wordt er gesproken van een kunstmatige gelijkstelling van mannen en vrouwen in de deelname aan alle terreinen van het menselijk handelen. De Kerk echter ziet de roeping van de vrouw niet zozeer in de pure gelijkstelling aan de man of in de wedijver met hem, maar in de ontwikkeling van al haar door God gegeven mogelijkheden, met name die, welke in het bijzonder tot haar natuur behoren. Zonder zich blind te staren op de maatschappelijke arbeidsverdeling alleen, kent de Christelijke antropologie de vrouw een hogere plaats toe dan die haar gegeven wordt in de hedendaagse niet-religieuze wereldbeschouwingen. Het verlangen om de natuurlijke verschillen op het maatschappelijke vlak op te heffen of te minimaliseren is vreemd aan het kerkelijk denken. Zowel het onderscheid tussen de seksen als de verschillen op sociaal en etnisch gebied belemmeren op geen enkele wijze de weg tot de door Christus geschonken redding van de gehele mensheid. "Er is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immer één in Christus" (Gal. 3:28). Deze soteriologische vaststelling impliceert echter geen kunstmatige vermenging van de menselijke diversiteit, en is ook niet automatisch van toepassing op de maatschappelijke verhoudingen.

X. 6. De deugd van de kuisheid, zoals die door de Kerk wordt gepredikt, is de basis van de innerlijke eenheid van de menselijke persoonlijkheid, die wordt gevormd door een harmonie tussen de geestelijke en lichamelijke krachten. Ontucht verstoort onvermijdelijk de harmonie en integriteit van iemands leven en beschadigt verregaand iemands geestelijke gezondheid. Losbandigheid stompt het spirituele inzicht af, verhardt het hart en maakt het ongeschikt voor de ware liefde. Het geluk van een volwaardig gezinsleven wordt voor de ontuchtige onbereikbaar. De zonde tegen de kuisheid heeft ook negatieve maatschappelijke gevolgen. In het geval van een spirituele crisis in de menselijke samenleving, worden de massamedia en de vruchten van de zogenaamde massacultuur tot werktuigen van morele verdorvenheid door de verheerlijking van de seksuele bandeloosheid, allerlei soorten van seksuele perversie en andere zondige hartstochten. Pornografie als uitbuiting van de seksuele drang voor commerciële, politieke of ideologische doeleinden, draagt bij tot de onderdrukking van de spirituele en morele principes, waarbij de mens wordt gereduceerd tot een dier, die slechts door zijn instincten wordt gedreven.

Deze propaganda van de onzedelijkheid is met name bijzonder schadelijk voor de ontvankelijke zielen van kinderen en jonge mensen.
Zowel door boeken, films en andere videoproducten, als door de massamedia en sommige onderwijsmethodes krijgen teenagers vaak een beeld voorgeschoteld van seksuele relaties, dat bijzonder vernederend is voor de menselijke waardigheid, omdat het geen enkele ruimte biedt voor begrippen als kuisheid, huwelijkse trouw en onbaatzuchtige liefde. De intieme relaties tussen man en vrouw worden niet slechts op een zodanige manier getoond, dat het natuurlijke schaamtegevoel geweld wordt aangedaan, maar het wordt ook gepresenteerd als een daad van pure lichamelijke bevrediging zonder enige verwijzing naar innerlijke verbondenheid of bepaalde morele verplichtingen. De Kerk roept de gelovigen dringend op alle gezonde morele krachten te bundelen en ten strijde te trekken tegen de verspreiding van deze duivelse verleiding, die middels de aantasting van het gezin, de fundamenten van de gehele samenleving ondermijnt.

"Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd", zegt onze Heer Jezus Christus in de Bergrede (Mat. 5:28). "Als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort", waarschuwt de heilige Jakobus (Jak. 1:15). En de apostel Paulus bevestigt dat "De ontuchtige... het Koninkrijk Gods niet zal beerven" (1 Kor. 6:9-10). Deze woorden zijn geheel van toepassing zowel op de consumenten als - in nog grotere mate - de producenten van pornografische producten. De laatstgenoemden kunnen zich ook de volgende woorden van Christus aantrekken: "Maar een ieder, die één dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee... wee de mens, door wie de verleiding komt" (Mat. 18:6-7). Ontucht is een gif dat de ziel dood... Degene die ontucht pleegt verwerpt Christus", schreef de heilige Tichon van Zadonsk. En de heilige Dimitri van Rostov schreef dat "het lichaam van iedere Christen niet het zijne is, maar dat van Christus, volgens de woorden van de Heilige Schrift: 'Gij nu zijt het lichaam van Christus en ieder voor zijn deel leden' (1 Kor. 12:27). En het betaamt u niet het lichaam van Christus te bezoedelen door zinnelijke en wellustige daden, met uitzondering van de huwelijkse daad. Want volgens het woord van de apostel bent u het huis van Christus: 'Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig' (1 Kor. 3:17)". De Vroege Kerk, bij monde van haar vaders en leraren, zoals Clemens van Alexandrie, de heilige Gregorius van Nyssa en de heilige Johannes Chrysostomos, veroordeelde ten alle tijde obscene theaterscenes en voorstellingen. En onder dreiging van de kerkelijke ban verbiedt de 100e Canon van het Concilie van Trullo het maken van "voorstellingen die de geest bederven en een leiden tot een opwekking van onreine geneugten".


Het menselijk lichaam is een wondervolle schepping van God en bestemd om een tempel van de Heilige Geest te zijn (1 Kor. 6:19-20). Terwijl de Kerk pornografie en ontucht veroordeelt, roept zij in het geheel niet op tot verwerping van het lichamelijke aspect of de seksuele intimiteit op zich. Want de lichamelijke relaties tussen man en vrouw zijn door God middels het huwelijk gezegend, waarin zij de bron zijn van de voortzetting van het menselijk geslacht, een uitdrukking van zuivere liefde, volmaakte verbondenheid en "de harmonie van de zielen en lichamen" van de echtelieden, waarvoor de Kerk bidt in het sacrament van het huwelijk. Wat er feitelijk aan de kaak gesteld moet worden is de neiging om deze zuivere, door God met een bepaald doel geschapen relaties en het menselijk lichaam zelf, te verlagen tot een object van vernederende exploitatie en handel omwille van egoistische, onpersoonlijke, liefdeloze en geperverteerde geneugten. Derhalve veroordeelt de Kerk te allen tijde prostitutie en de prediking van de zogenaamde vrije liefde, waarin lichamelijke intimiteit compleet gescheiden is van persoonlijke en spirituele verbondenheid, onbaatzuchtigheid en een alomvattende verantwoordelijkheid voor elkaar, die slechts mogelijk zijn binnen een levenslange echtelijke trouw.

Zich bewust van het feit dat de school, tezamen met het gezin, kinderen en jonge mensen kennis moeten bijbrengen van de seksualiteit en de fysieke menselijke natuur, kan de Kerk geen programma's van "seksuele opvoeding" goedkeuren waarin seksuele gemeenschap voor het huwelijk wordt gepropageerd en, meer nog, diverse perversiteiten als norm worden erkend. Het is absoluut onacceptabel deze programma's aan schoolkinderen aan te bieden. De school behoort de ondeugd te bestrijden die de integriteit van de persoonlijkheid aantast en de kinderen op te voeden tot eerbaarheid en hen voor te bereiden op de vorming van een hechte familieband, gebaseerd op trouw en zuiverheid.






I. Fundamentele theologische uitgangspunten
II. Kerk en natie
III. Kerk en staat
IV. Christelijke ethiek en het wereldlijk recht
V. Kerk en politiek
VI. De arbeid en zijn vruchten
VII. Eigendom
VIII. Oorlog en vrede
IX. Criminaliteit, straf, moreel herstel
X. Vragen betreffende de persoonlijke, familiaire en maatschappelijke zedelijkheid
XI. Persoonlijk en maatschappelijk welzijn
XII. Problemen met betrekking tot de bio-ethiek
XIII. De Kerk en de ecologische problematiek
XIV. Wereldlijke wetenschap, cultuur en opvoeding
XV. Kerk en massamedia
XVI. Internationale betrekkingen
XVII. Het probleem van de globalisering en de secularisatie





 
<< Первая < Предыдущая 11 12 13 Следующая > Последняя >>

Страница 11 из 13
Разместите
наш баннер
на своем сайте!

ХРАМ СВ. БЛАГОВЕРНОГО ВЕЛИКОГО КНЯЗЯ АЛЕКСАНДРА НЕВСКОГО - ROTTERDAM

Код баннера
смотрите здесь


Паломническая служба для инвалидов



«Сестры» — Ново-Тихвинский женский монастырь



Ðåéòèíã@Mail.ru

Rambler's Top100

Православный каталог